StudentenLening

Levensonderhoud of lening

Fiscale kwestie: levensonderhoud of lening? Een ouder claimt aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van een kind jonger dan 30 jaar. Het kind heeft door het verstrijken van zowel de prestatiebeurs (in het algemeen vier jaar) als van de leningsmogelijkheid (drie jaar) in het laatste studiejaar geen recht op studiefinanciering ingevolge de Wet studiefinanciering 2000. Kan aftrek van uitgaven voor levensonderhoud worden verleend?





Voorwaarde voor de aftrek levensonderhoud is dat de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot het doen van die uitgaven (artikel 6.1, derde lid, Wet IB 2001). Daarbij spelen feitelijke omstandigheden een rol zoals: de leenmogelijkheid van de Wet studiefinanciering 2000, eigen inkomen, vermogen, eventuele schenkingen, aandeel in nalatenschap ouder, hoeveel tijd nog tot afstuderen, arbeidsmarktomstandigheden, al solliciterend etc. Indien op korte termijn een verbetering van de situatie van de ondersteunde optreedt, kan het standpunt worden ingenomen dat de ondersteuning in de vorm van een lening kan worden verstrekt (Hof Arnhem 1 juni 1993, nr. 92/1072, V-N 1993/2784).

De Hoge Raad heeft in het arrest van 6 december 1995, nr. 30 884 (LJN: AA1686) aangegeven dat uitsluitend een toekomstverwachting gebaseerd op het volgen van een studie onvoldoende is om op grond van de mogelijkheid van een lening geen aftrek te verlenen voor uitgaven voor levensonderhoud. Voorts heeft de Hoge Raad in het arrest van 10 februari 2006, nr. 40 972 (LJN: AV1383) herhaald dat de enkele omstandigheid dat iemand een lening kan aangaan, niet voldoende is om aan te nemen dat hij in eigen levensonderhoud kan voorzien. Bron: Minfin.nl