StudentenLening

Aftrek levensonderhoud nullening

Fiscale kwesties: Aftrek uitgaven levensonderhoud in geval van nullening? Een student (24) heeft een zogenaamde nullening (dit wil zeggen dat hij na het verstrijken van de voor zijn studie reguliere studieperiode € 0 leent maar dat hij wel een OV-jaarkaart krijgt). Zijn vader geeft hem iedere maand € 400 om in zijn levensonderhoud te voorzien. Heeft de vader recht op aftrek van uitgaven voor levensonderhoud?





De beperking van artikel 6.14, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet IB 2001 is niet van toepassing omdat de student in deze situatie geen recht heeft op een "prestatiebeurs volgens de Wet studiefinanciering 2000 die niet uitsluitend bestaat uit een reisvoorziening in de zin van die wet". De Wet studiefinanciering 2000 definieert prestatiebeurs namelijk als volgt: "een rentedragende lening die onder voorwaarden kan worden omgezet in een gift, waarbij de rente tenietgaat, niet zijnde de rentedragende lening die niet kan worden omgezet in een gift". Voorwaarde voor de aftrek levensonderhoud is dat de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot het doen van die uitgaven (artikel 6.1, derde lid, van de Wet IB 2001). Daarbij spelen feitelijke omstandigheden een rol zoals: de leenmogelijkheid van de Wet studiefinanciering 2000, eigen inkomen, vermogen, eventuele schenkingen, aandeel in nalatenschap ouder, hoeveel tijd nog tot afstuderen, arbeidsmarktomstandigheden, al solliciterend etc.

Indien op korte termijn een verbetering van de situatie van de ondersteunde optreedt, kan het standpunt worden ingenomen dat de ondersteuning in de vorm van een lening kan worden verstrekt (Hof Arnhem 1 juni 1993, nr. 92/1072, V-N 1993/2784). De Hoge Raad heeft in het arrest van 6 december 1995, nr. 30 884 (LJN: AA1686) aangegeven dat uitsluitend een toekomstverwachting gebaseerd op het volgen van een studie onvoldoende is om op grond van de mogelijkheid van een lening geen aftrek te verlenen voor uitgaven voor levensonderhoud. Voorts heeft de Hoge Raad in het arrest van 10 februari 2006, nr. 40 972 (LJN: AV1383) herhaald dat de enkele omstandigheid dat iemand een lening kan aangaan, niet voldoende is om aan te nemen dat hij in eigen levensonderhoud kan voorzien. Bron: Minfin.nl